Alle berichten door Rob Drent

Over Rob Drent

Qualitative Researcher, Semiotician, Insight + Concept writer, Facilitator

Want het gelooft in mij

Hoera! De afgelopen zeer drukke werkmaanden hebben zich geloond! In mijn mail vandaag zat een berichtje van LinkedIn dat ik een ‘standout’ ben in mijn werkveld!

Het is bij mijn weten de eerste keer dat ik van een algoritme een compliment krijg. De computer begrijpt ook nog eens dat ik af en toe best een assistent zou kunnen gebruiken! En het allermooiste: ik ben al voorbij de helft op weg naar de status van Living Legend! LinkedIn gelooft in mij!

Rationeel weet ik best dat er niets met een polsslag aan te pas is gekomen om dit specifieke mailtje en deze persoonlijke score op te stellen. Al mag ik graag fantaseren over een kolossaal pand met tig verdiepingen, eindeloze rijen bureau’s met LinkedIn-officers in de stijl van Men in Black, die wekelijks in verhitte vergaderingen met het mes op tafel uitvechten wie van de miljoenen leden deze week De Mail gaat krijgen. (‘It’s gotta be Rob, people! Look at his records!’)

De plek op de meetlat tussen Loser en Legend is volgens mij ook tamelijk arbitrair. En ik vrees ook het eindpunt: wat te doen als je eenmaal die levende legende bent?

Maar toch. Ik hou er wel het gevoel aan over dat de boodschap persoonlijk is en ik door ‘iemand’ word complimenteerd. Dat is toch knap van LinkedIn. Hoe werkt dat eigenlijk?

Het begint ermee dat ik de toegevoegde waarde LinkedIn erken. Ik heb er zakelijk echt wat aan. Een bericht van LinkedIn heeft dus per definitie mijn interesse te pakken.

Daarnaast is het érrug fijn om te lezen dat je zo extreem goed bezig bent, met jouw naam en foto erbij. En als dat geheel wordt afgetopt met een cheerful ‘Way to go, Rob!’, dan komen de visioenen van cheerleaders met pompoms, marching bands en vuurwerk. Een juichend stadion, met mij op het ereschavot.

Het meest intrigerende is het gevoel van persoonlijke benadering in de boodschap. Ik heb vaag het besef dat degene die tot mij spreekt een samenstelling is van al mijn contacten. Een meta-persoon: de som van mijn netwerkcontacten die iets van mij vinden of iets over mij zeggen. Noem het ‘wishful believing’, maar ergens krijg je toch stiekem het gevoel dat je echt goed bezig bent.

Maar ik heb nog steeds geen idee wat ik nu concreet gedaan heb dat ik deze elektronische veer in mijn spreekwoordelijke ‘behind’ verdien. En helaas, ik zal er nooit achter komen want de mail is een ‘donotreply’…. Maar ach, da’s misschien ook wel zo fijn; kan ik het lekker zelf invullen zoals het mij goeddunkt.

Maar om nu naar LinkedIn Premium over te stappen (wat natuurlijk de hele opzet van deze slimme reclame is)? Mwah, als ik nu al zover gekomen ben, waarom zou ik dan op mijn verdere ‘road to fame’ nu opeens tol gaan betalen?

Met de succesvolle groeten van Rob, Living Legend-to-be

(Oh, en voor al mijn LinkedIn contacten die precies dezelfde mail hebben ontvangen op basis van mijn feedback op hun profiel: graag gedaan! Ga zo door!)

Weesfiets

Gisteren parkeerde ik m’n fiets bij de Albert Heijn naast twee fietsen die er nogal gehavend uitzagen. Er hing aan beiden een kaartje met daarop in een zwart vak het woord: weesfiets.

weesfiets

Doorgaans heb ik geen zwak voor oude, afgetrapte roestbakken, zeker als ik m’n eigen mooie fiets daardoor nauwelijks kwijt kan. Maar deze twee hadden door dat ene woord weesfiets meteen mijn sympathie. ‘Ach gossie’, dacht ik: ‘alleen op de wereld, achtergelaten en verwaarloosd’. Ik kreeg zowaar medelijden met ze.

Op het kaartje las ik dat ze daar al ‘langer dan 28 dagen zonder wezenlijke tijdsonderbreking’ rondhingen. Die tijdsduur vond ik niet erg terzake doende. Want op zich kan dat best voorkomen: vier weken op fietsvakantie. Toch?

Nee, iemand van de Gemeente Breda heeft ze (28 dagen lang!?!?) in de gaten gehouden. Ze hebben bepaald dat ze niet meer moeders mooiste waren, er niet strak en glimmend bij stonden en ze vervolgens eigenhandig tot social outcast gelabeld. Terwijl we allemaal weten dat je van oude fietsen nog het allermeeste kan leren.

Toegegeven, een van de twee had geen zadel meer, maar zeg nou zelf: daar kan die fiets toch niets aan doen? Als ze niet op slot hadden gestaan, had ik ze meegenomen. Maar ja, ze waren als aan een boom gebonden, in plaats van door hun eigenaar ergens vrij te vondeling gelegd. De gemeente had er beter aan gedaan om bij het omhangen van het weeskaartje meteen het slot door te knippen. Dan waren deze twee jongens geheid door barmhartige voorbijfietsers geadopteerd. Had de gemeente het geld en de moeite van het verwijderen bespaard.

Thuis ben ik meteen naar het washok gegaan. Daar staat al tijden een mandje met eenzame sokken. Die fietsen kan ik niet meer redden.  Maar ik kan wel deze arme sokken proberen te herenigen met hun verloren broertjes en zusjes.  Ik voorzie een mooi tv-programma met ontroerende close-ups.

Netflixen

‘Pap, mag ik netflixen?’, vraagt mijn zoon van tien.  Van de vraag zelf kijk ik al niet meer op. Sinds we Netflix hebben is het met stip de favoriete vorm van passief tijdverdrijf. Zelfs zozeer dat we weer opnieuw stekkerloze dagen hebben ingevoerd. Er moet natuurlijk ook nog echt gespeeld worden!

Waar ik wel van op kijk, is dat hij er eigenhandig een werkwoord van maakt.  Netflixen. Hij heeft het zelf niet eens door. Ik vraag mij dan meteen af: wat maakt dat Netflix bij hem is overgegaan van een ding naar een handeling? Wanneer ‘verwerkwoorden’ we iets?

Dagelijks brood
Dagelijks brood

Volgens mij is het  ‘werkwoordwaardig’ geworden omdat het een integraal en relevant onderdeel van het alledaagse leven is geworden. ‘Netflixen’  als werkwoord verkeert in goed gezelschap: we hyven, sms-en, facebooken (of wordt dat faceboeken?) en whatsappen ons suf. Tenminste,  die eerste twee zijn al weer vervangen door de laatste twee. Netflixen is de nieuwste aanwinst van techno-neologismen. Darwin’s evolutie, maar dan met de snelheid van het licht.

Inmiddels netflixt het hele gezin. Een kleine etnografische studie in ons huis toont aan dat de tamelijk homogene soort van tv-kijkers die we waren, aan het muteren is in heel diverse soorten Netflixers.

Mijn vrouw ontwikkelt zich in rap tempo tot een binge watcher (de Netflixus Serialis Incessitus): haar nieuwste verslaving is de serie Arrested Development. Zo’n serie is net een zak chips: hij moet op! Meestal gevolgd door een korte, scherpe pijn aan het eind: er is écht niet meer!

Ik ben meer een kruising tussen een grazer en hoarder (Netflixus Collectus Completus). Ik scharrel uitgebreid rond in het aanbod en zet veel titels op ‘mijn lijst’.  En wee je gebeente als je onder mijn naam daarin zit te rommelen! Ik weet: die lijst kan ik onmogelijk afkijken, tenzij ik komend jaar een sabbatical neem. Maar voor mij is het gevoel ze te ‘hebben’ vreemd genoeg al meer dan voldoende. Het ultieme immateriële bezit.

Mijn dochter is een fijnproever (Netflixus Adolescentus Specificus Culinarus). Cakeboss, dat is het enige wat haar op Netflix boeit.

Als Homo Netflixus vertonen we ook kijkgedrag op momenten waarop voorheen films en series nooit in ons opkwamen: tijdens het eten bereiden of als er een kwartiertje over is: te kort om iets te doen, te lang om niets te doen. Opvallend genoeg heb ik ’s avonds steeds minder trek in ‘gewone’ TV, dus pak ik weer vaker een boek. Natuurlijk van echt papier; in een e-reader kan ik geen ezelsoren maken.

Netflixen dus. Nu nog de juiste vervoegingen. ‘Het is met een t, Pap: ik netflix,  ik netflixte, ik heb genetflixt.’  Ik geloof hem meteen.

Art-vertising: elke supermarkt een museum!

Wiskunde is nooit mijn vriend geweest. Ik ben meer van de talen. Maar kunstenaar Craig Damrauer’s wiskundige vergelijkingen  (www.morenewmath.com) zijn mij volkomen duidelijk. Met name zijn simpele formule over moderne kunst is spot on:

modern art damrauer
Modern Art, New Math by Craig Damrauer

In mijn vrije tijd studeer ik cultuurwetenschappen, waar kunstgeschiedenis een onderdeel van is. Hoewel ik een Rembrandt of Vermeer zeker kan waarderen, ben ik altijd al meer geïntrigeerd geweest door moderne kunst. Figuratieve kunst schildert altijd een duidelijk plaatje: what you see is what you get. Abstracte kunst doet juist het tegenovergestelde. Vaak herken je niet eens waar je naar kijkt. Jij als kijker bent dus volledig aan zet om wat je ziet betekenis te geven.

Net als bij moderne kunst zit ik in the meaning-business. Als kwalitatief onderzoeker doe ik vaak semiotische analyses van merken, advertenties of verpakkingsontwerpen: wat zie ik aan uitingen, tekens en beeltenissen?  En wat betekent dat dan in de context van de categorie en de hedendaagse cultuur?

advertising
Advertising, New Math by Craig Damrauer 

Mijn favoriete museum is in dat geval de supermarkt. Ik loop daar vaak doorheen alsof ik op een kunsttentoonstelling ben. Welke ‘werken’ zie ik, maar loop ik langs? Bij welke blijf ik even staan, ‘lees ik het kaartje’, neem een stap terug en hou mijn hoofd even schuin om het vanuit een andere hoek te bekijken? En wat zijn de producten die écht mijn aandacht weten te trekken, omdat ze me door hun design aan het denken zetten en me betrekken om er een betekenis aan te geven?

Probeer het ook eens, de volgende keer dat je in de supermarkt bent: verbeeld je dat je op een tentoonstelling bent met duizenden kunstobjecten. Bekijk de producten als kunstwerk en let eens op genre, compositie, kleurgebruik, stijl en boodschap. Welke verpakkingen gedragen zich als de gevestigde orde? Welke zijn de klassiekers? Wie vormen de avant-garde die erop uit zijn met de huidige norm te breken? En wat betekent dat dan?

Ik verzeker je: je krijgt een compleet andere kijk op de alledaagse schappen; of je nu bij de chips, de wasverzachters of de zuiveltoetjes staat. En het mooiste is: de toegang tot dit museum is gratis!

DMDS

Tijdens een reclameblok op TV kwam de nieuwe campagne van Heineken voorbij. De kernboodschap was: DMDS, een afkorting die staat voor: Dance More, Drink Slow. Een initiatief samen met Armin van Buuren waarbij het merk verantwoordelijkheid neemt voor overmatige alcoholconsumptie en het aloude adagium ‘geniet maar drink met mate’ in een jasje maat 2014 giet.

Mijn vrouw zat ook te kijken. Haar interesse in reclames is continu beneden het vriespunt (‘waar is de afstandsbediening?’). Zij pikte dus alleen het laatste stukje van de reclame op en onbewust produceerde zij de zin: Drink More, Dance Slow…..

Een splitsecond later  realiseerde zij zich dat aan dat advies iets niet klopte. Nog een splitsecond later moest ze erg lachen om haar onbedoelde, maar grappige woordspeling. Drink More, Dance Slow: dat klonk als een tamelijk accurate samenvatting van de gemiddelde studententijd. Intussen had zij de afstandsbediening gevonden en was zij de campagne alweer vergeten.

Maar mijn semiotische nieuwsgierigheid was getriggerd: hoe kon haar spontane ‘play on words’ zo makkelijk gebeuren?

Een eerste hypothese is dat, als je Heineken zegt, de bijbehorende connotaties eerder gaan over Drinken dan over iets anders (in dit geval Dansen). Heineken = Bier = Drinken. Dus vul je de eerste D makkelijk in met Drink. Zo simpel is het.

De tweede mogelijke verklaring is wellicht niet zo voor de hand liggend: de campagne (in semiotische termen zou je dit een text noemen) werd getoond in een reclameblok (= de context). En wat is de betekenis van deze context in onze cultuur? Juist ja: een reclameblok is een moment waarin merken ons trachten te verleiden hun producten aan te schaffen.  En daar zit mogelijk de crux: in de context van een verkoopmoment doet de DMDS-campagne feitelijk het tegenoverstelde: het raadt het product in bepaalde mate af. Drink Slow betekent namelijk automatisch Drink Minder (in dit geval Heineken).

En dat is voor ons brein een behoorlijk een incongruente boodschap.  Immers, we zijn gewend aan de formule: Heineken + Reclameblok = Drink Meer. Nu wordt opeens het tegenovergestelde van ons gevraagd?!

Als je het zo beziet, is het eigenlijk best logisch dat mijn vrouw haar Dansen en Drinken zo makkelijk verwisselde. Mij zou dat overigens niet gebeuren; ik dans namelijk bijzonder weinig.

Ik weet niet of Heineken zich deze makkelijke verwisseling van Dance en Drink en daarmee een potentiële ‘high-jack’ van de campagne heeft gerealiseerd toen ze voor deze text én context koos. Wellicht wel, reclame moet immers opvallen en dus dingen anders doen, tegen de gevestigde orde in. Zo niet, ach zo’n vaart zal het niet lopen: ‘geniet, maar drink met mate(n)’ is eigenlijk net zo’n ‘high-jack’-geval. Verhaspeld of niet, het maakt dat je toch over het onderwerp langer en bewuster nadenkt. En dat lijkt me het begin van alle gedragsverandering. Wie weet, misschien ga ik door Heineken ooit nog dansen….

Vonkel, met een V

Op 30 december ga ik met mijn dochter inkopen doen voor oudejaarsavond. Hapjes hebben we nodig, voor een avond met vrienden. Mijn vrouw heeft toevallig gelezen over een champagne die als beste getest is onder de tien euro. Ik, geen wijnkenner, ben daar blij mee. Minder keuzestress. ‘Vonkel moet je hebben, met een V, niet met een F.’  Dat vond ik al opvallend. Want met een zachte F klonk hij mij een stuk lekkerder in de oren dan met zo’n harde, boerse V.

Eenmaal in de supermarkt speur ik automatisch de kopstellingen en de displays af. Het is tenslotte Oud en Nieuw, dus champagne moet prominent opgesteld staan. Wanneer ik het daar toch niet kan vinden, ga ik de normale schappen langs. Nog steeds geen Vonkel met een V, dus begin ik voor mezelf te concluderen dat die testen goed werken, want het spul is kennelijk uitverkocht. Mijn dochter, zij is twaalf, oppert op geheel vrouwelijke wijze dat ik het aan iemand van het personeel moet vragen. Als man kan ik daar natuurlijk niet op ingaan. Wij vinden liever zelf de weg.

Zij gaat nu ook mee zoeken en ziet binnen twee tellen de fles staan. Op een plek in het schap waar ik zelf al minstens een keer of drie gekeken heb!

En meteen snap ik waarom ik hem niet zag en zij wel. Aangezien zij nog (lang!) niet drinkt, en de grens voor het nuttigen van alcohol na morgen weer twee jaar opschuift, zullen de codes die bij een champagnefles horen haar nog tamelijk onbekend zijn.

In mijn hoofd daarentegen, hoort na al die keren Oud & Opnieuw bij champagne een duidelijk gevormde set aan tekens waarmee ik, ook als niet-kenner, op een flinke afstand een champagnefles kan decoderen: een groenige fles, wat boller van vorm dan een doorsnee wijnfles, een kurk met schroefdraad met daaroverheen een zilverkleurig folie en een etiket met sierlijke letters en iets goud- of zilverkleurigs erin.

Zo niet de fles Vonkel! Deze fles breekt werkelijk met alle codes die je van een champagne verwacht.  De gehele fles is met een sleeve bedekt, met een design dat een kruising vormt tussen Delfts Blauw en het Blond servies. Twee dikke kruisen op de voorkant van de fles met daarin in tekst: ‘No House Wine’. Het tweede kruis is symbolisch verwerkt in een oer-Hollandse molen. Een boer en boerin die dansen op een tulpenveld (met bloemen die in mijn ogen geen tulpen zijn!) maken het beeld compleet.

Ceci n'est pas un champagne
Ceci n’est pas un champagne

Ik begin te twijfelen. Alle codes waaraan ik normaal een champagne kan herkennen worden hier overboord gegooid. Het enige wat deze fles mij in tekst vertelt, is wat het niet is: No House Wine! Maar dat zou je op 99,9% van de producten in de supermarkt kunnen zetten en dan was het ook waar.  Toch triggert die stelling omdat ze een associatie opent naar betere restaurants met een wijnkaart waar ik ook nooit weet wat ik moet kiezen en dus ga voor de veilige, maar saaie route: juist ja, de huiswijn. No House Wine belooft mij in dit geval dus een ‘scenic route’ door smaakvol wijnland. Op de achterkant lees ik dat het ‘Wine of South Africa’ is en dat met elke slok een donatie naar een goed doel gaat. Da’s mooi, maar ik zit nog steeds met m’n kernvraag: is het dan wel champagne?

Ik voel dat er onder de sleeve een schroefdraad zit. Dat is voor mij het signaal dat het dus wel zal knallen en bruisen en met het ondersteunende oordeel van mijn eigen influencer (‘Deze ziet er leuk uit pap!’) besluit ik drie flessen in te slaan.

Dezelfde avond een fles samen met de buren geopend.  De kurk knalt, het bubbelt in het glas en we worden er vrolijk van. Volgens onze eigen n=5 consumententest dus ook geslaagd. De buurvrouw besluit morgen meteen ook een paar te halen. ‘Neem er voor ons ook nog een paar mee’, zegt mijn vrouw. Voor de buurvrouw zal het geen probleem meer vormen om Vonkel met een V te vinden; haar beeltenis van een champagnefles is proefondervindelijk danig bijgesteld: zij kijkt alleen nog maar naar Delftsblauwe flessen, grote kruisen, Hollandse molens en dansende boeren en boerinnen, uit Zuid Afrika…..

Pas veel later op de avond leer ik op internet dat Vonkelwijn het Zuidafrikaanse woord is voor licht mousserende wijn.  Laat dat nou net ook de betekenis van champagne zijn! Vonkelwijn, opeens klinkt het een stuk exotischer, zo’n beetje als skottelbraai, of baaibroek. Vonkelwijn wordt mijn nieuwe categoriebenaming voor alles wat champagne is, maar geen Champagne mag heten. Voor mij is het nu al hèt woord van 2014!

The real thing

In het lokale krantje van Breda zag ik in een aankondiging dat in december de kerstmarkt bezocht wordt door de enige echte kerstman van Coca-Cola. Je kunt daar samen met hem en de Coca-Cola kersttruck op de foto. Om het plaatje compleet te maken, wordt die foto genomen door de Coca-Cola elfjes! Het geheel belooft mij ‘het magische kerstgevoel’.

Tegelijkertijd heb ik begin december herhaaldelijk in een reclame gezien dat je Sinterklaas met SiSi viert. Dat voelde raar en allesbehalve magisch. Hoe komt dat eigenlijk? Waarom kan Santa gevoelsmatig wel met Coke maar voelt Sint met SiSi vreemd?

Als je aan Santa Claus denkt, dan is de kans groot dat het beeld in je hoofd gebaseerd is op de Coca-Cola reclameposters van Haddon Sundblom uit de jaren dertig: een gezette, jolige man met een kort baardje, gulle lach, rond gezicht en dopneus. Wees eerlijk: je ziet het meteen voor je! Overigens, te zien aan zijn rode konen, lijkt het mij dat Santa ook graag iets anders drinkt dan cola… De stijl van Sundblom komt sterk overeen met die van tijdgenoot Norman Rockwell, die met zijn schilderijen een sentimenteel beeld van het alledaagse leven in small-town USA oproept. Waarden als harmonie, saamhorigheid en aandacht voor elkaar spatten er vanaf.

Dat de Coca-Cola-Santa door de jaren heen voor ons hét beeltenis van de kerstman is geworden, is evident. Door zijn verschijning in reclames, films en uiteindelijk in het (Amerikaanse) straatbeeld, is dit beeld onze culturele waarheid geworden. Door de toevoeging ‘enige, echte’ wordt hier zelfs een soort exclusiviteit geclaimd: dit is ‘m mensen: ‘the real thing’…! Kunnen wij ons Santa nog op een andere manier voorstellen, los van het Coca-Cola beeld? Kun je hem ‘omdenken’? Ik heb het geprobeerd: wat als hij heel dun zou zijn? Of een lange, scheve neus zou hebben? Of een grijze baard? Mij lukt het niet.

De tekens die tezamen de Kerstman vormen, hebben door de jaren heen zo’n ingesleten pad in onze verbeelding gemaakt dat het letterlijk niet meer lukt om er uit te komen. Je kunt je associaties maar moeilijk op een ander spoor zetten. Tenminste, als je dat abrupt probeert te doen. We zitten nu eenmaal gevangen in onze ‘Zeitgeist’, met de bijbehorende dominante codes die bepalen hoe wij de kerstman zien.

De verbinding tussen SiSi en de Sint is nog lang niet zo ver. Of het er ooit van gaat komen, zullen we pas weten als we een flinke tijd verder zijn (en SiSi een flink marketingbudget verder is; besint eer ge begint…). In de tussentijd is Sinterklaas weer vertrokken. Geeft mij de ruimte in mijn hoofd om me weer over te geven aan het magische Coca-Colagevoel, dat kerst heet!